“Hé, wat fijn dat je er bent!” Een warme knuffel, jas op de kapstok, tas op de grond. “Wat leuk dat je even langs kon komen!” Dat deze afspraak al lange tijd omcirkeld in mijn agenda staat om niet overstelpt te worden door andere ‘hoognodige’ afspraken, laat ik maar even achterwege. Voor nu is het heerlijk om hier gewoon even te zijn.
Want een reisje naar de andere kant van het land is niet altijd even makkelijk. De trein vertrok vijf minuten later, omdat een andere nog niet vertrokken was. Overstapstress nog voordat we überhaupt vertrokken zijn. Onderweg even het nieuws checken, wat over het algemeen geen hoog positiviteitsgehalte heeft. En dan ook nog even de laatste Twitter-ruzie checken waarin meneer Bekrompen mevrouw Vrijdenkend natuurlijk enorm beledigd. Genoeg om je druk over te maken in twee uur reizen.
Dat ik al die zaken op slag vergeten ben, wanneer ik met een hete mok thee in mijn handen de koetjes en kalfjes van de laatste weken bespreek, maakt niet uit. De wereld is zo groot, en mijn bubbel zo klein. Het schakelen daartussen blijkt keer op keer kinderlijk eenvoudig.
Terug in de trein staar ik naar buiten. De honderden koeien in de weilanden langs het spoor lijken zich net zo goed niets aan te trekken van de grootse wereldproblematiek. Hun bubbel is beperkt tot wei en stal. De mijne tot de grenzen van Nederland met af en toe een kort uitstapje naar buitenlandse stukjes westerse wereld.
En die bubbel bevalt me wel. Ik vermaak me prima. Ben bij vlagen zelfs bang dat die bubbel knapt. Dat hij plots uiteenspat, waardoor ik binnen moet zien te komen in andermans bubbels. Maar daarvoor moet diegene zijn bubbel ook laten knappen. Overtuig iemand er dan maar van dat dat het allemaal waard is.
Tevreden met mijn bubbel, mijn plekje in de trein en mijn uitzicht op de ondergaande zon achter de bomen, dommel ik een beetje weg. Voor ik het weet ben ik bijna thuis, waar ik bij thuiskomst met opnieuw een “wat fijn dat je er bent” zo aan kan schuiven voor het avondeten.
“Wat fijn dat je er bent.” Ja. En wat fijn dat ik (bijna) altijd overal kan komen. En wat fijn dat ik op bezoek kan bij anderen. En wat fijn dat ik daardoor leuke dingen kan beleven. En wat fijn dat ik zo aan kan schuiven boven een bord met warm eten. Wat fijn dat ik daar kan zijn, waar ik graag wil zijn. Ik zou het aan iedereen willen vertellen: wat fijn dat ik hier mág zijn.