“Wie van jullie hier heeft diabetes? Of een kind, ander familielid, vriend of vriendin met diabetes?” Als een geregisseerde wave gaan alle handen in de zaal omhoog. Joh. Een diabetes-informatieavond. Ik kijk om me heen en wordt er weer even aan herinnerd: er zijn er meer van deze soort.
Nu klinkt dat een beetje vreemd. Maar af en toe voel ik me toch een soort rare diersoort, buitenaards wezen met gekke slangetjes en meetapparaatjes. Dat je weet dat je soortgenoten hebt, kan dat zo nu en dan best prettig zijn.
Nu ben ik normaal niet zo van het lotgenotengedoe, omdat het bevestigt dat je een rare soort bent in het mensenspectrum. Zoek elkaar lekker op, zodat je samen zielig kan doen, elkaars zorgen en problemen kan delen en je vooral heel goed weet dat je een rare diersoort bent. En misschien wel het meest irritante: met honderd insulinepompen in een zaal denk je bij ieder insulinepomppiepje dat het je eigen pomp is. Frustratie.
Nee, met honderd diabeten in een zaal, daar maak je mij niet gelukkig mee. Dat ik toch in een zaal vol soortgenoten zit, komt dan ook doordat het vandaag gaat over onderzoek naar Type 1 diabetes en dát vind ik dan wél weer heel interessant. Het geeft toch hoop als je hoort dat er tonnen euro’s naar veelbelovende onderzoeken gaan om jou beter te maken.
Ik kijk nog eens om me heen. Mijn ogen scannen al die mensen met diabetes en alle anderen. Op de achtergrond hoor ik iemand van JDRF, de organisator van de avond, het programma doorspreken. Om me heen zitten mensen, met of zonder diabetes. Het zijn geen soortgenoten, geen lotgenoten. Iedereen hier wil gewoon behandeld worden als mens. Net zoals ik. Ik ben mens.